Hoe onroerende inkomsten correct worden aangegeven in vak III van de aangifte en welke fiscale gevolgen gebruik, aard en statuut van het goed hebben.
Deze opleiding biedt een helder en praktijkgericht overzicht van het onroerend inkomen in het kader van de personenbelasting. De focus ligt op hoe onroerende inkomsten correct moeten worden aangegeven in vak III van de belastingaangifte. Daarbij komen zowel de verschillende types van onroerend inkomen aan bod als de fiscale behandeling ervan, inclusief uitzonderingen en bijzondere situaties. De opleiding is opgebouwd uit zes modules, waarin achtereenvolgens de basisprincipes, kwalificatie van inkomsten, het statuut van de aangever, de praktische aangifte en enkele bijzondere verhuursituaties worden toegelicht.
In een eerste deel wordt het concept van onroerende inkomsten in de personenbelasting besproken, met aandacht voor de situering in de aangifte en het weggewerkte verschil tussen Belgisch en buitenlands onroerend goed. Vervolgens wordt uitgelegd wie aangifte moet doen, wat precies moet worden aangegeven en op welke manier het kadastraal inkomen en eventuele huurinkomsten verwerkt moeten worden.
Daarna komt de kwalificatie van inkomsten aan bod: wanneer wordt een onroerend inkomen als beroepsinkomen beschouwd? De opleiding bespreekt de rechtspraak en geeft duidelijke criteria, zoals de aard en frequentie van de activiteit, het gebruik van boekhouding of promotie, en de mate waarin het beheer afwijkt van normaal privébeheer. Ook wordt gewezen op het verschil in belastingdruk tussen beroeps- en onroerende inkomsten.
Het volgende onderdeel behandelt de invloed van het huwelijksstelsel en de samenlevingsvorm op de aangifte. Er wordt uitgelegd hoe aangifte moet worden gedaan bij wettelijk of feitelijk samenwonenden, en bij gehuwden onder het wettelijk stelsel of scheiding van goederen. Vooral bij het wettelijk stelsel is het van belang te weten dat opbrengsten uit eigen vermogen gemeenschappelijk zijn en dus steeds fifty-fifty aangegeven moeten worden.
De cursus gaat verder met de concrete invulling van vak III, waarbij onder andere het gebruik van de juiste codes, de verwerking van huurinkomsten en het onderscheid tussen privégebruik en beroepsgebruik wordt uitgelegd. Specifieke gevallen, zoals verhuur aan een vennootschap, gemeubelde verhuur, of verhuur via Airbnb, worden besproken. Daarbij wordt gewezen op het belang van duidelijke huurcontracten, registratie en het toepassen van forfaitaire regels bij het bepalen van het roerend of divers inkomen.
Tot slot wordt er stilgestaan bij de invoering van het document 270MLH dat de verhuurder beschermt tegen fiscale risico’s wanneer de huurder ten onrechte de huur aftrekt als beroepskost. Ook wordt gewezen op de relevantie van BTW bij garageverhuur en op het belang van correcte aangifte bij gemengde verhuur.
Naar goede gewoonte wordt de opleiding afgesloten met een vragenronde, zodat u de opgenomen kennis kan toetsen.
Deze opleiding is bijzonder nuttig voor wie onroerende goederen bezit en wil vermijden dat inkomsten onbedoeld zwaarder belast worden. Ze geeft concrete handvatten om correcte aangiftes te doen en laat zien welke impact het huwelijksstelsel, het gebruik en de aard van het goed kunnen hebben. Dankzij duidelijke voorbeelden en recente rechtspraak is deze opleiding een absolute aanrader voor iedereen die betrokken is bij fiscale aangiftes van onroerend inkomen.